8.

15.6K 618 58
                                    

Geschreven op; 25-07-2015

Willow
Als ik wakker wordt durf ik mijn ogen niet te openen uit angst dat het allemaal geen droom blijkt te zijn.
Ik hoop het zo erg, dat het een droom is, maar ik weet diep vanbinnen dat het dat niet is. Het is de harde realiteit, al is deze beter dan die ik thuis had.
Ik ben een godverdomme weerwolf. Slechts voor de helft, maar toch. Een weerwolf.
Stiekem maakt die gedachte me trots. Ik heb altijd al geweten dat ik anders was dan de rest, op een bepaalde manier bijzonder.
Ik vind het wel gaaf eigenlijk.
Zou ik ook kunnen transformeren? Net als Caiden? Ik vraag me af of hij me wil helpen. Of misschien wil Ari me wel helpen.
"Ik weet dat je wakker bent, kleine mate, je mag je ogen wel openen," ik

schrik van Caidens lage stem en open direct mijn ogen.
"Daar ben je," glimlacht hij lichtjes, "goedemorgen schoonheid."
Ik bloos dieprood door zijn woorden. Schoonheid? Vindt hij me mooi? Mij? Ik ben niet mooi.
Dat is dan ook wat ik mompel. "Ik ben niet mooi."
Zijn reactie is grappig. Zijn mond valt open en zijn ogen kijken geschokt voor zich uit. "Jij, mijn kleine Willow, bent absoluut het mooiste wezen op aarde."
Hij maakt een grapje, hij zit met me te klooien, ik weet het zeker.
Waarom krijg ik toch zo'n warm gevoel vanbinnen?
Vragen, vragen.
"Dus..." Caiden lijkt niet te weten hoe hij moet beginnen.
"Ik ben een wolf. Een halfwolf," vul ik aan. "Hoe?"
Blij dat hij nu iets heeft om over te praten gaat hij er eens goed voor zitten. Schouders recht, borst vooruit.
Jezus wat heeft hij veel spieren.
"Lang geleden leefden de goden in vrede met elkaar, totdat de godin van de maan, Luna, kinderen kreeg met een menselijke man," begint hij te vertellen. "Hij was sterk en verschrikkelijk aantrekkelijk, en ze viel als een blok voor hem. De God Lycanus, haar wettige man, merkte het en was woedend. Als straf vervloekte hij al haar kinderen, waardoor ze veranderden in monsterachtige wolven en hij vermoordde de menselijke man.
Luna was verschrikkelijk verdrietig en wilde haar kinderen helpen. Ze verzocht de druïden om hulp en samen zorgden ze er voor dat de wolven weer half mens werden. Ze konden naar wil veranderen van hun ene, naar hun andere vorm.
Ze waren echter nog steeds vervloekt, hun ziel was gespleten, hun andere helft was niet bij hen. Luna creërde soulmates, de andere helft van de ziel. Samen waren zij een en heel. Ze pasten perfect bij elkaar en kregen kinderen.
De kinderen hadden dezelfde afwijking, maar net als hun ouders een eigen soulmate. Dit ging generaties zo door, en er kwamen roedels, Alfa's, hele gemeenschappen van weerwolven. De vervloeking wordt nu gezien als een gave, de gave om te transformeren naar een wolf."
Ik zucht. Het verhaal is mooi, vooral het gedeelte van de soulmates.
Dan dringt het tot me door. Caiden is een Alfa, hij heeft ook een eigen soulmate. Hij zal nooit iets voor mij kunnen voelen, en dat doet pijn.
Ik weet dat de tranen in mijn ogen staan, maar ik slik ze weg en wrijf over mijn borst, waar een irritant gevoel is.
"Wat is er kleine mate?" vraagt Caiden me.
Ik slik mijn tranen weg en ga rechtop zitten, zonder enige pijn in mijn ribben of rug. "Het is niets, laat maar." Ik aarzel even. "Of toch wel. Ik heb ook een, soulmate, toch? Ik heb ook een andere helft."
Hij knikt, half glimlachend. "Dat klopt, jij hebt er een, ik heb er een..."
Moet jij het er nou echt inwrijven?
"Je ziet het niet he, kleine Willow?"
Wat zie ik niet? En ik ben niet klein! Waarom blijft hij me klein noemen?
Hij grinnikt zacht. "Nee, je ziet het niet."
"Wat zie ik niet?" antwoord ik meteen.
"Jij bent mijn soulmate, kleine Willow, en ik ben de jouwe." Hij houdt zijn hoofd een beetje scheef en kijkt me afwachtend aan.
Meent hij dat nou? Soulmate?
Ik kan niemands soulmate zijn, daar ben ik te zwak voor. En te lelijk.
Te onzeker.
Te stom.
Niet aardig genoeg.
Ik ben het niet waard om iemands soulmate te zijn, en zeker niet die van Caiden. Hij is alles wat ik niet ben.
Sterk.
Knap.
Aantrekkelijk.
Maar hoe zou ik ooit van hem kunnen houden? En ligt het nou aan mij of kijkt hij onzeker?
"Wanneer mag ik weg?" vraag ik daarom. "Ik bedoel ik hoor hier niet thuis en ik ben iedereen tot last... Daarnaast ben ik weer genezen en mijn ouders zijn waarschijnlijk ongerust!" Ik heb spijt van mijn leugen, maar het is beter als hij iemand anders zoekt.
Ik wil verder gaan met argumenteren dat hij me moet laten gaan, maar hij onderbreekt me.
"Heb je werkelijk niets begrepen van wat ik net gezegd heb! Je bent mijn mate, en je blijft hier. Voor altijd." Hij klinkt boos, waardoor ik me schuldig voel. Waarom? Ik heb werkelijk geen idee.
Mijn gevoel van angst en schok overtreffen echter de schuldige gevoelens. Ik kan hier niet weg. Ik mag niet weg, ik zal nooit op reis kunnen gaan naar New York, ik zal mijn school niet af kunnen maken en ik kan niet studeren.
"Maar-"
"Nee, Willow. Je blijft bij mij en daarmee basta." Zijn ogen zijn zwart als de nacht en met een gespannen houding loopt jij naar de deur, die hij met een klap achter zich sluit.
Enkele seconden later hoor ik een klik.
De klik van een sleutel die wordt omgedraaid in een slot. Hij heeft me opgesloten in deze kamer, en ik kan niet weg.
Ik begin te trillen en niet veel later komen de tranen.
Ik huil, en hard ook. Het kan me niets schelen dat iemand het hoort, ik wil hier alleen maar weg. Ik wil hier alleen maar ver vandaan.

Ik denk dat ik uren achtereen gehuild heb voordat de deur opengaat. Ik doe niet eens moeite om te kijken wie het is, daar kom ik vanzelf wel achter.
En inderdaad, aan een zachte maar toch hoorbare hap naar adem en snelle, lichte voetstappen die daarop volgen weet ik dat het Ari is.
Ze gaat naast me op het bed zitten en strijkt zachtjes over mijn haren.
"Een leven met Caiden is zo slecht nog niet Willow. De maangodin heeft jullie niet voor niets bij elkaar gebracht, jullie horen bij elkaar!" Ze zucht als ik niet reageer.
"Wat ik wil zeggen is dat je het misschien eerst moet proberen, ik weet zeker dat jullie dingen gemeen hebben. Als het niet werkt, kun je altijd nog een poging doen tot ontsnappen."
Ik knik, mijn ogen waarschijnlijk rood en opgezwollen van de tranen.
"Laten we je eerst eens mooi maken. Niet dat je dat niet al bent, maar het kan altijd mooier door een klein beetje make-up!" Ze springt op, blij als een klein kind met Kerstmis.
"Oh en ik heb kleren voor je gekocht in de stad, ik moest wel in je oude kleren kijken voor de maat, sorry daarvoor." Het lijkt helemaal niet alsof ze er spijt van heeft, en het maakt mij ook totaal niet uit.
Ariella haalt verschillende tassen tevoorschijn van allerlei kledingwinkels.
"Kom kom!" roept ze. "Passen maar, ze gaan niet vanzelf aan."
Ik sta op met rechte schouders. Ik kan er maar beter wat van maken, als ik toch hier moet blijven.
Ik veeg mijn tranen uit mijn gezicht en haal een keer diep adem. "Welke eerst?"

MatedWhere stories live. Discover now