4.

18.3K 695 22
                                    

Geschreven op: 01-07-2015
Willow
Ik weet niet wat ik moet zeggen, alleen de herinneringen aan de gebeurtenis zorgen er al voor dat ik denk dat ik gek ben.
Voordat ik iets zeg, wil ik in elk geval eerst rechtop gaan zitten, zo kan Caiden in elk geval niet op me neerkijken, want ik heb het aparte gevoel dat hij dat graag doet.
Echter, als ik het probeer kom ik amper overeind zonder hulp. Hoewel Caiden me terug begint te duwen, zacht maar resoluut, blijf ik worstelen om rechtop te zitten.
Uiteindelijk geeft hij het op en helpt hij me omhoog. Hij had misschien wel gelijk, het was slimmer geweest als ik was blijven liggen. De pijn in mijn rug en ribben is nu minstens drie keer zo hevig.
Ik wil het niet, maar een aantal kreunen en zuchtjes van pijn ontsnappen me. "Auw," mompel ik.
"Gaat het? Wil je weer gaan liggen? Of wil je een pijnstiller?"
Ik knik zwakjes. Wat minder pijn zou geweldig zijn.
"Ik ben zo terug," zegt hij terwijl hij opstaat. "Blijf zitten, en beweeg zo min mogelijk."
Ik knik opnieuw, maar denk het andere. Zodra hij met zijn prachtige lichaam de kamer uit is gelopen, zwaai ik mijn benen over de rand van het bed heen, snel maar voorzichtig.
De pijn in mijn ribben is moordend en de huid op mijn rug trekt, maar iets anders dan zachtjes sissen om mijn gedachten ergens anders op te laten focussen, doe ik niet.
Ik plant mijn voeten stevig op de grond en probeer er op te staan, hoewel ik eigenlijk al weet dat dit me nooit gaat lukken zolang ik in deze staat ben. Ik moet hier weg, maar ik ga het juiste moment afwachten.
Toch gaat de eigenwijze ik ervoor, de ik die te bang is om te blijven, die te angstig is voor wat hij gaat doen zodra ik terug kom. Want zeg nou zelf, zonder geld, kleren en spullen zou ik het, zelfs met mijn wetenschap van de bossen, nog geen week uithouden. Eind november is het daar simpelweg veel te koud voor.
Vandaar dat ik toch richting de deur begin te lopen, eerst langzaam, daarna steeds sneller. Helaas komt Caiden binnen met een glas water en een pijnstiller op het moment dat ik halverwege de kamer ben, nog niet eens bijna bij de deur die leidt naar vrijheid.
"Wat doe je uit bed, kleine mate?" vraagt hij iets of wat achterdochtig, terwijl hij zijn ogen lichtjes samenknijpt.
Ik probeer uit alle macht een smoes te bedenken. "Ik, ehm, ik moet naar het toilet?" Ik bloos enorm, ik weet zeker dat mijn hoofd vuurrood is na deze lullige smoes, maar nu ik er bij nadenk, zou ik serieus wel eens naar het toilet kunnen, ik ben immers al -hoelang?- niet geweest. Ook dat moet ik misschien eens vragen, hoelang ben ik hier eigenlijk al?
Caiden zucht en schudt lachend zijn hoofd. "De badkamer is daar, lieverd," zegt hij.
Lieverd? Waarom noemt hij me nou weer lieverd? Maar goed, badkamer. Wc. Toilet. Plassen. Ik strompel voorzichtig naar de deur aan de andere kant van de kamer, -ja, deze kamer is echt gigantisch, het is mij al opgevallen, maar wat verwacht je als je een gast in een queen-sized bed laat slapen?

De badkamer is al net zo groot als de slaapkamer, naar verhouding dan. Prachtige marmeren tegels, een grote douche en het bad is zelfs nog groter dan dat. Vele spiegels, een aparte toiletruimte waar je 'u' tegen zegt. Ik doe mijn ding en strompel daarna weer terug naar de kamer met het bed, waar Caiden me probeert te helpen. Ik sta het niet toe. Ik heb het altijd zelf gekund, ik kan het nog steeds zelf.
Ik kruip weer in het bed, wat vergeleken bij de koude grond zo lekker warm en fijn aanvoelt, dat ik er wel voor de rest van mijn leven in zou willen blijven liggen.
Nee. Ik mag hier niet blijven, zodra ik de kans heb, ga ik weg.
Zodra ik goed zit met een extra kussen in mijn rug en een warme deken over mijn benen heen, geeft Caiden me het glas water en de pijnstiller. Mijn arendsogen blijft hij me in zich opnemen, totdat ik het hele glas heb leeggedronken en de pil in mijn mond verdwenen is.
"Vertel me, kleine mate, wat heb je precies gezien?" Hij klinkt rustig, zijn stem geeft me een goed gevoel. Het lijkt wel of hij me alleen met dat geruststellende geluid kan overhalen hem alles te vertellen, maar dan ook echt alles. Gelukkig ben ik sterk genoeg om hem niets anders te vertellen dan hetgene wat hij vraagt. Nou ja, zo ongeveer dan.
"Ik rende vanuit school de bossen in, omdat het me rustig maakt, maar op de een of andere manier raakte ik verdwaald in het woud, dus ik ben nog wat rond gaan dwalen. Wat later, toen bleek dat ik de weg naar huis echt niet terug zou kunnen vinden in het donker, wat me niet zoveel uitmaakte, ben ik tegen een boom aan gaan zitten. Het duurde toen niet lang of er stonden plots een aantal grommende, kwijlende w-wolven voor me." Ik denk terug aan het afschuwelijke moment, wat was ik toen bang. Zelfs thuis zijn bij hem was nog beter dan sterven door bloeddorstige wolven toch? Ik bedoel, wie wil er nou stuk voor stuk aan een gereten worden door scherpe tanden van wolven? Ik ben er best wel zeker van dat niemand dat zou willen.
"Ze kwamen steeds dichterbij, en ik was doodsbang..." mompel ik zacht. Hij denkt sowieso dat wanneer ik hem het volgende ga vertellen, dat ik knettergek ben.
Op de een of andere manier staat die gedachte me niet aan. Ik wil dat hij me leuk vind.
"Maar, maar toen ineens... liepen ze weg en toen viel ik flauw," maak ik mijn zin haastig af. Ook dit is een leugen die ik liever niet verteld had, maar het maakt toch niets uit. Caiden lijkt al door te hebben dat ik de waarheid niet heb gezegd. Hij kijkt me doordringend aan en pakt me bij mijn schouders, met een donkere blik in zijn ogen, waardoor ik onbewust in elkaar krimp.
Hij zucht en laat me direct los. "Ik weet dat je liegt, kleine mate, je kan me de waarheid echt wel vertellen."
"Maar dan ga je denken dat ik gek ben..." fluister ik ademloos. Een lichtroze blos verschijnt op mijn wangen, waardoor hij glimlacht. Ik hou er van als hij glimlacht.
"Dat betwijfel ik, Willow," grinnikt hij. "Als er hier iemand gek is, dan ben ik het wel."
"Oké dan." Ik zucht en probeer mijn moed bij elkaar te schrapen om hem te vertellen wat ik heb gezien. "Toen die wolven intimiderend voor te stonden, dacht ik dat ze me gingen vermoorden." Ik wil verdergaan met vertellen, maar ik wordt tegengehouden door een zachte grom die van Caiden af lijkt te komen. Ik schudt mijn hoofd door elkaar, ik hoor vreemde dingen, volgens mij wordt ik echt gek.
"Maar ineens, als in een waas, veranderde de wolf," ik haper even, "in een mens. Een heel erg gespierd en heel erg naakt mens."
Zo. Het is er uit. En met deze woorden is er dus ook absoluut geen kans meer dat deze knappe jongeman voor me, me ooit hier zal laten, of me ooit leuk zal vinden. Het is spijtig, maar er zijn nog genoeg andere jongens in de wereld toch?
Toch weet ik, dat nu ik hem gezien heb, nooit iemand zal kunnen vinden tot wie ik me meer aangetrokken zal voelen dan tot hem.

Matedحيث تعيش القصص. اكتشف الآن