5.

17.5K 651 14
                                    

Geschreven op: 08-07-2015

Willow
Ik durf hem maar amper aan te kijken nadat ik de woorden gezegd heb. Hoe vreemd moet dit niet voor hem klinken? Hij vindt een meisje in zijn kerkers, gewond en verlegen, verzorgt haar en ze blijkt gek te zijn. Dan pas besef ik me dat het ook niet helemaal normaal is om in je achtertuin een ondergrondse kerker te hebben liggen. Het is ook niet normaal om daar mensen vast te houden tegen hun wil, en dan hebben verschillenden het ook nog eens over wolven, rogues, een of andere Alfa en tel daarbij op wat ik gezien heb... Je krijgt een wereld vol verrassingen.
Ik wil verder gaan met mijn onlogische gedachtespinsels, maar de woorden van Caiden houden me tegen.
"Kleine mate, er zijn in deze wereld dingen, waarvan je niet had verwacht dat ze er zijn. Dat is ook de reden waarom ik niet denk dat je gek bent. Je bent bang, maar je begrijpt niet wat je hebt gezien. Open je ogen voor het bovennatuurlijke, liefste, dan zal je het begrijpen." Hij houdt even stil, maar ziet dat ik niks van zijn woorden begrijp.
Oh ik snap heus wel wat hij bedoelt, ik snap alleen niet wat hij met zijn woorden wil zeggen.
"Kleine mate," begint hij opnieuw.
Hetgene wat als eerste in me op komt is wat is in hemelsnaam een mate? Hij noemt me nu al de hele tijd zo, maar ik snap nog steeds niet wat hij er mee bedoelt. Het betekent vriend, maat, in het Engels, maar hij noemt me ook lieverd, en liefste. De gedachte aan het feit dat hij me zo noemt maakt me warm, maar ook verward. Wat wil die man met mij?
"Ik..." gaat Caiden verder. "Ben iets wat je voor onmogelijk had gehouden. Het is echter, niet onmogelijk, er zijn tienduizenden van ons op de wereld, weet je."
Nu raak ik stiekem toch wel nieuwsgierig. "Wie? Wat? Waarvan zijn er tienduizenden?" mijn stem klinkt bang, en trillerig, alsof ik al weet wat er gaat komen, maar het gewoon nog niet kan geloven.
Caiden zucht. "Weerwolven." Ik begin te lachen, dat kan hij niet menen! Toch sterft mijn lach langzaam weg als ik zie dat hij me nog steeds serieus aan zit te kijken. Nee. Dit kan niet waar zijn.
"Dat, dat is een grapje, toch?" vraag ik onzeker. Hij schudt zijn hoofd. "Ik vrees van niet, kleine mate," hij probeert mijn hand te pakken die naast me op de dekens ligt, maar ik trek hem snel terug, waardoor er een golf van teleurstelling door zijn ogen schiet. "Het is allemaal echt, wat je hebt gezien in de bossen, was echt. Je bent niet gek."
Ondanks zijn woorden kan ik hem gewoon niet geloven. Al die tijd waarin ik heb gedacht dat ik gek was, was hij gewoon degene bij wie er iets niet helemaal goed zit in zijn hoofd!
"Ik geloof je niet," mompel ik daarom dan ook. Het kan niet waar zijn, de man moet liegen. Het moet gewoon. Mijn hele wereld zou ineen vallen als het waar zou zijn, niet dat mijn leven nou zo verschrikkelijk veel voorstelt, maar toch. Het kleine beetje wat me op de been hield, wat er voor zorgde dat ik niet krankzinnig zou worden, zou ineen schrompelen tot niets.
Caiden zegt niets, maar zijn gezicht staat volledig serieus, uit niets laat hij blijken dat het een grapje is.
Ik kan hem nog steeds niet geloven, hij is vast een goede leugenaar. Dat moet wel, toch?
Plots klinkt er allemaal gekraak naast me, en het komt van Caiden af. Mijn hoofd schiet bezorgd zijn kant op om te zien wat er gebeurt, maar dat had ik beter niet kunnen doen. Op de plek waar Caiden ooit zat, staat nu een levensechte wolf voor me. Het is een monster, zo groot en duister als de nacht. Een vacht zo zwart als ebbenhout, ogen zo goud als juwelen.
Ik voel hoe ik begin te trillen van angst. Alle gedachten en gevoelens van de nacht in het bos komen bij me terug en ik gil zo hard als ik kan.
Of nou ja, dat probeer ik. Het geluid blijft hangen in mijn keel en ik kan me haast niet verroeren. "Asjeblieft doe me geen pijn, vermoord me niet," krijg ik mijn keel uitgeperst.
Mijn ogen, wijd open, verwijden zich nog meer als de gigantische wolf terug verandert in knappe Caiden.
Nee. Nee. Onmogelijk. Ik ben aan het hallucineren, dat moet wel. Helaas weet ik nu dat het niet zo is.
"Asjeblieft doe me geen pijn," Ik mijn handen voor mijn gezicht, mijn armen beschermend voor mijn ribben geslagen. "Ga je me vermoorden?"
Ik moet het gewoon zeker weten.
"Kleine mate, ik zou je nooit pijn doen. Ik zal er voor zorgen dat niemand je ooit nog pijn doet. Bij mij ben je veilig, ik zal je beschermen voor alle gevaren. Je bent van mij, alles komt goed, Willow."
Noemde hij mij nou zijn bezit? Ik dacht van wel...
"Ik ben niet van jou. Ik ben geen bezit, ik ben geen voorwerp dat je kunt houden, ik ben een persoon. Personen kun je niet bezitten."
Hij grinnikt. "Jij bent van mij, ik ben van jou, kleine mate, dat is hoe het werkt."
Waar heeft hij het nou weer over? Het slaat nergens op, dus ik besluit het maar te negeren.

Hierdoor valt er een stilte, een stilte die misschien wat vreemd en ongemakkelijk aanvoelt, gezien het feit dat Caiden ook geen enkel woord zegt, maar slechts afgeleid voor zich uitkijkt, duidelijk diep in gedachten verzonken.
Ineens staat hij met een luid kabaal op. Heeft hij zich misschien bedacht? Gaat hij me wel vermoorden? De gedachten schieten door me heen.
"Je moet rusten, kleine mate, ik moet even voor iets zorgen, ik kom later terug. Slaap lekker." Hij klinkt haast kortaf, alsof hij van me af wil. Ik zucht en ga met mijn kiezen op elkaar om de pijn te verzachten, weer liggen in het bed. Misschien kan ik wel wat rust gebruiken, als het net zo gaat zoals altijd, zal ik morgen bijna geen last meer hebben van mijn ribben, en overmorgen zal het lijken alsof hij me nooit iets heeft gedaan.
Het lijkt alsof hij nog iets wil zeggen, maar hij zucht en loopt daarna de kamer uit.
Ik weet niet hoe het komt, want het is erg onlogisch en zou niet mogelijk moeten zijn, maar ik voel me teleurgesteld, alsof ik... Meer van hem had verwacht. Ik voel me leger vanbinnen, alsof ik iets mis. Ik schudt het gevoel van me af, ik heb rust nodig. Als ik ga slapen ben ik eerder genezen, en kan ik hier eerder weg, als Caiden het toelaat.

Ik krijg echter niet de kans om in slaap te vallen, want niet veel later wordt er zachtjes op de deur geklopt. Ik kreun geïrriteerd en wil bijna zeggen dat ik alleen wil zijn, maar de persoon die op de deur klopte trekt zich er niets van aan en loopt gewoon binnen.
Het is een kort meisje met lang blond haar en blauwe ogen.
"Hoi!" roept ze vrolijk.
Ik kan haar alleen maar sceptisch aankijken. "Wie ben jij?"

MatedWhere stories live. Discover now