Deel 4

3.6K 210 14
                                    

De volgende morgen heb ik de eerste twee uur keuzegym met Senna. We hebben onze tweede van drie lessen badminton. Als iedereen al in de gymzaal is, komt onze leraar pas binnen. Hij heeft nog iemand bij zich.
“Meiden, kom eens allemaal deze kant op. Ik wil jullie voorstellen aan een nieuwe docent. Dit is Rick Alberts. Hij gaat jullie vandaag lesgeven. Maar hij is wel net hersteld van een blessure, dus doe een beetje rustig aan met hem,” zegt de leraar. Hij kijkt even wantrouwend de kring van zestienjarige meisjes vol gierende hormonen rond en loopt dan naar het kantoortje waar de gymleraren altijd lunchen.
“Oké, ik ben dus Rick,” zegt de nieuwe leraar. Hij lijkt totaal niet nerveus of iets dergelijks te zijn voor deze bende giebelende meisjes waarvan de helft overduidelijk zijn niet bepaald lelijke lichaam staat te bewonderen. “En noem me alsjeblieft gewoon bij m’n voornaam, anders voel ik me oud en ik ben pas tweeëndertig.”
Vier jaar jonger dan mijn moeder, zou dat kunnen? Vast wel, hoewel mijn vader een paar jaar ouder is dan mijn moeder. Dat wil tenslotte niet zeggen dat ze niet op jongere mannen kan vallen.
Senna stoot me aan. “Dat is die nieuwe dus. Nou weet ik ook waar Amber het over heeft.”
Rick gaat onverstoord verder. “Ik zal jullie namen wel niet onthouden, maar toch wil ik een voorstelrondje houden en dan gaan we daarna wedstrijdjes spelen.”.
Ik kreun onhoorbaar. Ik haat voorstelrondjes. En als hij de namen toch niet kan onthouden, waarom doen we het dan? Ik ken de namen van mijn medeleerlingen inmiddels wel. We hebben niet voor niks zo’n gezellige badmintongroep met alleen maar meisjes. Vorige week werden we door de leraar nog ‘de giechelclub van havo vijf’ genoemd.
Het voorstelrondje blijft gelukkig beperkt tot uiterst standaard dingen als naam en leeftijd. Daarna gaan we badmintonnen. Zoals verwacht verlies ik alle wedstrijdjes, maar ik ben dan ook erg slecht in sport. Na de les loop ik samen met Senna naar onze kluisjes.
“En, staat die ook op de lijst voor je moeder?,” vraagt Senna. De pretlichtjes staan in haar ogen.
“Ja,” antwoord ik. “Nog acht te gaan. Waar haal ik die vandaan?”
Senna steekt haar sleutel in het slot van haar kluisje. “Hang een advertentie op in de supermarkt.”
“Echt niet.” Ik pak mijn jas uit mijn kluisje en trek die aan. “Veel plezier bij Duits. Ik ga thuis een tosti eten en lekker genieten van mijn tussenuur omdat ik nou eenmaal zo slim was om geen Duits te kiezen. Later.” Ik duw de zware deur van de school open en even later zit ik op mijn fiets onderweg naar huis.

-

Gelukkig heb ik na mijn tussenuur nog maar drie uur les. Ik ben blij als ik weer lekker op mijn fiets op weg naar huis ben. Senna moest naar haar oma’s verjaardag, dus ik fiets vandaag alleen. Als ik het kruispunt in de straat voor school over wil steken, komt er een auto van rechts aan die niet uitkijkt. Ik rem af, maar mijn fiets en de auto raken elkaar toch. Met een plof kom ik op de straatstenen terecht. Mijn fiets klettert naast me op de witte haaientanden neer.
Even denk ik dat de auto doorrijdt, maar hij parkeert alleen maar. De bestuurder stapt uit. “Sorry, mijn fout. Ben je gewond?”
Ik sta op en onderwerp mijn armen en benen aan een inspectie. Er zit alleen een schaafwond op mijn rechterarm, en mijn benen trillen nog een beetje na van de klap. “Volgens mij niks ernstigs.”
De man werpt me een onderzoekende blik toe. “Kom maar even mee, ik woon hier.” Hij gaat voor me uit naar de rode voordeur van het huis waarbij hij zijn auto heeft geparkeerd.
Ik twijfel even. Hoe vaak heeft mijn moeder me toen ik klein was wel niet verteld dat ik niet zomaar met vreemde mensen mee moet gaan? Toen ik vijf was vond ik dat een belachelijk idee, want ik was bang voor iedereen die niet bij mijn familie hoorde. Geldt die waarschuwing ook voor meegaan met iemand die je net heeft aangereden?
Als hij merkt dat ik hem niet gevolgd ben, draait de man zich om. “Sorry, misschien moet ik mezelf eerst even voorstellen. Ik kan begrijpen dat je niet zomaar met iemand die je niet kent mee naar binnen gaat. Heel verstandig. Ik ben Simon en ik wil je alleen maar even een pleister geven.”
Dat kan vast geen kwaad. Ik loop naar de voordeur toe. “Onder één voorwaarde. Dat je met mijn moeder gaat daten. En ik heet trouwens Ruby.” Het komt er zomaar ineens uit. Hartstikke stom natuurlijk.
Simon lacht. “Kan je moeder zelf geen leuke man vinden, Ruby?” Hij maakt de deur open en gaat me voor naar de woonkamer, waar hij gebaart dat ik maar op de bank moet gaan zitten.
Ik laat mezelf voorzichtig op het bordeauxrode leer zakken. Mijn oma heeft precies dezelfde bank in het olijfgroen, maar dat zal ik maar niet tegen Simon zeggen.
Hij pakt mijn arm vast en bestudeert die grondig. “Dat ziet er inderdaad niet heel ernstig uit. Ik haal een pleister voor je.” Hij verdwijnt in de keuken en komt even later terug met een pleister. Gelukkig wel een normale en niet zo’n kinderachtige met allemaal van die kleurtjes. Ik krijg al jeuk als ik die dingen zie.
Voorzichtig plakt Simon de pleister over de wond heen. “Als je nog eens aangereden wordt dan kom je maar langs. Ik heb een hele tijd in het ziekenhuis gewerkt, dus ik weet wel hoe ik mensen moet verzorgen. Normaal gesproken kijk ik ook echt wel uit als ik aan het rijden ben, maar ik werd afgeleid door de radio.”
“Geeft niet. Ik heb geen gebroken benen of zo. Maar ik moet nu wel naar huis, want mijn moeder vraagt zich vast af waar ik blijf.”
“O ja, de moeder zonder vriend. Zeg maar dat ik haar best een keer wil ontmoeten. En als er iets is dan weet je me te vinden.”
“Is goed. Bedankt voor de pleister.” Ik sta op van de bank en volg Simon terug naar de voordeur. In gedachten doe ik een vreugdedansje. Man nummer drie voor mam is binnen!

-

“Ruby, de paneermeel is op! Kun jij nieuwe gaan halen?”
Met een zucht sta ik op van mijn bureaustoel. Het mag dan wel een vraag zijn die ze stelt, maar er is maar één antwoord op mogelijk. Als ik nee zeg, is mam de rest van de avond boos op me. Daar heb ik geen zin in. “Ik kom al.” Ik stommel de trap af en trek mijn jas van de kapstok.
Mam geeft me twee euro. “Kun je proberen op te schieten? Ik heb het zo snel mogelijk nodig.”
“Wat jij wilt.” Ik neem het geld aan en loop naar buiten, waar ik op mijn fiets spring. De supermarkt is gelukkig niet ver weg. Binnen twee minuten sta ik in de winkel. Nu nog de paneermeel vinden. Dat is nog geen makkelijke klus. Als ik het aan iemand vraag, blijk ik er al zes keer langs te zijn gelopen.
“Ah, daar staat de paneermeel. Die had ik ook net nodig.” Een man met een tandpastasmile lacht mijn kant op. “Anders dan worden de schnitzels niet goed.”
“Ja, wij eten ook schnitzels. Mijn moeder is sowieso een fan van paneermeel,” reageer ik. Niet dat het hem wat zou kunnen schelen.
“Ah, een vrouw naar mijn hart,” zegt meneer de tandpastareclame. Zou hij geschikt zijn voor mijn moeder?
Ik twijfel. Hij is wel aardig, maar hoe kom ik aan zijn naam en hoe weet ik waar ik hem kan vinden? Het gewoon vragen? “Nou, het toeval wil dat mijn moeder nog op zoek is naar een vriend. Zou het geen mooie combinatie zijn, twee van die paneermeelgekken?”
De man schiet in de lach. “Dat klinkt wel heel gestoord. Maar je moeder heeft geluk, want ik lig net in een scheiding. Wanneer kan ik haar ontmoeten?”
“Ehh nou… het ligt iets gecompliceerder.” Shit, hoe moet ik dit nou weer uitleggen? Ik voel al het bloed in mijn lichaam naar mijn hoofd stromen. “Het zit zo: we doen een project. We moeten tien dates voor elkaar vinden en één van die tien wordt dan de uiteindelijke vriend.”
Hij knikt geboeid. “Dat heb ik nog nooit gehoord, maar ik ben wel in voor een experiment.”
Gelukkig. “Oké. Mag ik dan om te beginnen weten hoe u heet?”
“David de Jong,” stelt de man zich voor. “En zeg maar gewoon ‘je’. Mag ik dan ook vragen hoe jij heet?”
“Ruby,” antwoord ik. In mijn zak zoek ik naar mijn telefoon. “Als je dan even je nummer in mijn telefoon kunt zetten dan kan ik contact opnemen als het zover is.”
“Is goed hoor.” David pakt mijn telefoon aan. Hij drukt op wat knopjes en geeft het toestel dan terug. “Leuk je ontmoet te hebben, Ruby. Tot ziens.”
“Tot ziens.” Ik blijf nog even overdonderd staan voordat ik zelf ook naar de kassa loop. Dat was nog eens een bizarre ontmoeting. Maar goed, nu heb ik in ieder geval man nummer vier weten te scoren. Nog zes te gaan.

10 jongens, 1 echte liefdeWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu