35.

2.3K 94 6
                                    

De twee sneetjes brood springen met een plop uit het broodrooster. Zo stil mogelijk leg ik ze op een bord, trek de stekker uit het apparaat en sluip dan richting mijn kamer. Hoe minder geluid ik probeer te maken, hoe luidruchtiger ik natuurlijk ben. De kamer is donker en ik moet op de tast mijn weg terug vinden naar mijn kamer. Eerst maak ik echter nog een stop in de badkamer, waar ik één van de glazen met water vul en dan op de tast weer mijn weg naar mijn slaapkamer probeer te vinden.

Als ik langs de slaapkamer van mijn ouders loop, leg ik heel even mijn oor tegen de deur, maar hoor al snel dat het stil is. Mooi, dan word ik dus niet betrapt. Het laatste stukje naar mijn eigen kamer trek ik een sprintje door de gang en kom hijgend aan in mijn slaapkamer.

Met ingehouden adem knip ik het licht aan en bijt op mijn lip als ik zie dat alles dus toch echt gebeurd is.

Nate ligt buiten westen op mijn bed. Zijn gelaatskleur is tussen grijs en groen in en zijn houding is niet bepaald natuurlijk.

Eigenlijk ben ik gek in mijn hoofd. Hij heeft me bedrogen. In de steek gelaten. Van me gestolen. Al met al heeft hij me op mijn hart getrapt. Maar toch had ik nu zoveel medelijden met hem dat ik hem mee naar huis bracht.

Dat kostte me een hoop moeite en kracht en het enige wat het me opleverde was een innerlijke strijd.

Ik heb geen gevoelens meer voor Nate. Geen.

Tegen wie lieg ik nou eigenlijk? Natuurlijk heb ik dat nog wel. Dat is de enige reden dat ik hem nu mee naar huis neem en voor hem zorg. Na zijn kotspartij ging hij half knock-out en was er geen normaal woord meer uit hem te krijgen. Ik was doodsbang dat het niet goed ging komen als ik hem daar achterliet.

Dat betekent echter niet dat de woede weg is.

“Nate,” fluister ik. Voorzichtig ga ik naast hem op het bed zitten. Hij kreunt luid, opent voor een seconde zijn ogen, maar krimpt door het licht in mijn kamer meteen in elkaar en legt een hand over zijn ogen.

Zo zacht mogelijk loop ik terug naar de deur en doe het grote licht uit. Bij elk geluidje dat ik maak, stoot hij klagende geluiden uit, maar er ontsnapt een opgeluchte zucht aan hem nu het felle licht weg is. Ik neem weer plaats op het bed en doe het nachtlampje aan, waardoor de kamer in een zacht licht baadt.

“Nate,” mompel ik, nu iets dringender.

Hij opent zijn ogen en kijkt me aan. “Je schoenen,” kermt hij.

Zuchtend haal ik mijn schouders op. “In de prullenbak.” Die dingen waren verpest en ik werd zelf misselijk van de geur, dus gooide ik ze bij thuiskomt meteen in de grote vuilcontainer buiten het huis. Hopelijk vinden mijn ouders ze daar niet.

“Sorry,” fluistert hij dan.

Ik heb geen flauw idee waar hij sorry voor zegt. Waarschijnlijk is het sorry voor het feit dat hij mijn schoenen verpest heeft. Iets in me hoopt dat hij eigenlijk sorry zegt voor de afgelopen periode. Voor alles wat hij me geflikt heeft. En nu hij er zo aan toe is, is dat wat ik mezelf wijsmaak.

Al is het maar voor één nacht. Ik wil zo graag geloven dat het hem spijt en dat hij nog van me houdt. Dat er toch nog iets tussen ons is en dat alles weer oké kan worden. Natuurlijk is dat niet mogelijk. Hij moet niets meer van mij weten en ik kan hem eigenlijk ook niet vergeven voor wat hij me heeft aangedaan. Ik weet nog steeds niet wat ik erger vind, dat hij me in de steek heeft gelaten of dat hij mijn nummer heeft gejat.

Maar nu is het nacht en doet het er niet toe. Die dingen zijn morgen weer aan de orde.

De rest van de nacht blijf ik met hem wakker. Ik begeleid hem naar de badkamer als hij weer eens moet overgeven, voer hem stukjes geroosterd brood tegen de misselijkheid en blijf hem continu water geven, bang dat hij anders uitdroogt. Het kost me een hoop energie, maar zorgt er ook voor dat ik niet teveel tijd krijg om bij al die andere dingen die in mijn hoofd omgaan stil te staan.

Ergens in de vroege uurtjes, als het buiten alweer licht begint te worden, lijkt Nate in een diepe slaap te zijn gevallen. Een slaap die voorlopig niet verstoord zal worden door een golf misselijkheid. Dat hij morgen een enorme kater heeft, is wel zeker. Ik wil denk ik niet eens weten hoeveel hij heeft gedronken. Een stemmetje in mijn achterhoofd probeert me eraan te herinneren dat de kans groot is dat er momenteel meer in zijn systeem zit dan alleen alcohol. Het is iets waar ik niet over na wil denken.

Aarzelend en wetend dat wat ik nu doe me alleen maar meer gaat kwetsen als de ochtend echt aanbreekt, kruip ik weer naast hem op het bed en ga heel voorzichtig liggen. Mijn hand laat ik over zijn borst glijden en laat ik daar dan liggen, terwijl ik mijn hoofd tegen zijn schouder aanleg. Nu hij helemaal van de kaart is, moet ik gewoon nog een laatste keer genieten van zijn warme lichaam tegen het mijne.

De gedachte dat het echt  de laatste keer is en het gevoel van schuld naar mezelf omdat ik het weer zover heb laten komen, zorgen ervoor dat ik zachtjes huilend in slaap val.

Fame VacancyWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu