33.

2.7K 119 32
                                    

Op dit moment is er denk ik niks beters dan alles van me afzetten. Dat is moeilijk, maar ik probeer het toch. Marley doet haar best om me af te leiden, daarom ben ik nu ook bij haar.

Ik doe mijn best om normaal over te komen. Diep van binnen doet het pijn, maar dat wil ik haar niet langer laten zien. Het is nu het makkelijkste om sterk te doen, om moeilijke vragen te voorkomen en om voor haar een iets gezelliger persoon te zijn om mee om te gaan.

We kijken dus films, eten een hoop vet eten en lachen wat af. Ik lach als een boer met kiespijn, maar ik kan niet echt peilen of Marley dat doorheeft. Ze laat in elk geval niks merken en ik hoop dat ze gelooft dat het beter met me gaat.

Als mijn telefoon gaat, rol ik over het bed om hem te pakken en neem meteen op. Ik giechel nog wat na van één de stomme grappen op het scherm – die ik overigens oprecht grappig vond – en schraap dan mijn keel. “Met Alex. Hallo?”

“Lexi? Dit is Nate. Ik moet met je praten.”

Mijn hart stopt en ik laat de telefoon bijna uit mijn handen vallen. Ik maak wat vage gebaren naar Marley en ze zet het geluid van de televisie uit.

“Ik wil niet praten,” mompel ik en wil hem al wegdrukken, maar hij weet me te onderbreken.

“Alsjeblieft,” smeekt hij. “Ik sta voor je deur. Ik ga niet weg, echt niet.” Het valt me op dat hij niet helemaal helder klinkt, alsof hij gedronken heeft. Ik heb Nate nog nooit zien drinken en er zit een toon in zijn stem die me de rillingen geeft.

“Dag, Nate,” zeg ik zo kalm mogelijk, maar mijn stem trilt. Snel druk ik het gesprek weg en zet dan mijn telefoon uit.

“Was dat Nate?” vraagt Marley vol verbazing.

Ik knik. Weken, maanden, ik weet niet eens precies hoeveel tijd er voorbij is gegaan, heb ik niks gehoord. En nu belt hij me opeens op.

“Hij wil praten,” zucht ik. “Hij zegt dat hij voor de deur staat. Gelukkig ben ik niet thuis.” Door die gedachte hardop te herhalen kan ik iets rustiger ademhalen en schuif ik mijn telefoon iets verder van me af.

“Gaat het wel?” vraagt Marley bezorgd.

Weer knik ik. “Natuurlijk,” zeg ik schouderophalend. Dat is een leugen. “Ik hoef helemaal niet te weten wat hij te zeggen heeft. Daar had hij eerder mee moeten komen.” Ook dat is een leugen. Het is zo slecht, maar ik wil zo graag weten wat hij wil zeggen en waarom hij er nu pas komt.

Met een diepe zucht pak ik de afstandsbediening en zet het geluid weer harder. Nu moet ik gewoon doen alsof er niets is gebeurd. Een onmogelijke opgave, maar ik doe mijn best. Marley werpt me een aantal bezorgde blikken, maar die ontwijk ik. Gewoon sterk blijven nu. Ik bijt op mijn lip om het trillen tegen te gaan.

Nog geen vijf minuten later gaat de bel. We blijven allebei gewoon zitten, maar dan wordt er nogmaals heel hard gebeld. Plotseling lijkt Marley zich te realiseren dat haar ouders niet thuis zijn en staat ze zuchtend en steunend op. “Momentje.”

Ik knik en zet de film op pauze, waarop Marley de kamer verlaat en ik haar even later als een kudde stieren naar beneden hoor denderen. De stilte die nu valt is drukkend en ik staar naar mijn telefoon. De verleiding is heel groot, maar ik mag er niet aan toegeven, dus laat ik hem liggen.

Van beneden klinken gedempte stemmen. De toon van Marley is heel zacht, maar de andere persoon verheft zijn stem steeds meer. Nieuwsgierig loop ik de kamer uit zodat ik op de overloop sta en goed kan horen wat er zich beneden in de gang afspeelt.

“Nate, ik wil dat je weggaat,” zegt Marley met zachte, maar dwingende stem. “Je hebt gedronken en daarnaast wil ze je ook gewoon niet meer spreken.”

Mijn voeten gaan al in beweging voor mijn hoofd logisch over de situatie na kan denken. Ik kan niet eens bedenken wat ik ga zeggen, ik loop gewoon onmiddellijk de trap af en blijf aan het einde van de gang stil staan.

Nate begint net met protesteren als hij me ziet. Het gesprek bij de deur valt stil en hij dringt zich langs Marley. Die lijkt plotseling heel angstig en als ik Nate goed bekijk ben ik dat zelf ook wel een beetje.

Zijn haar zit ontzettend door de war, alsof hij net een uur door weer en wind heeft gefietst. Of misschien gewoon alsof het een paar dagen niet is gewassen. De normaal gesproken stralende ogen staan dof en glazig. Onder zijn ogen zijn ontzettend donkere kringen. Het is echt net alsof er een soort junkie voor me staat. Zo ken ik Nate totaal niet. Even gaat het door me heen of hij misschien dan toch aan de drugs is, dat zal dit wel verklaren, maar als het daarom gaat weet ik het gewoon niet meer.

Plotseling staat hij vlak voor me. Zijn adem ruikt sterk naar alcohol. Aarzelend zet ik een stap achteruit. “Ik wil dat je weggaat,” zeg ik zo koel mogelijk.

“Ik ga niet weg na wat je me allemaal flikt zeg,” lalt hij hoofdschuddend. “Ik wil met je praten.”

“Pardon?” stamel ik, volledig van mijn stuk. “Wat ik jou allemaal flik?” Nu wordt het helemaal mooi. “Ik wil dat je weggaat,” zeg ik weer.

“Ik ga pas weg als je met me praat,” zegt hij dwars. Hij slaat zijn armen over elkaar heen en kijkt me uitdagend aan. Nu weet ik niet zo goed hoe ik moet handelen. Zo te zien is hij behoorlijk van de kaart en ik heb geen idee hoe hij nu op dingen reageert.

Hulpeloos kijk ik naar Marley, maar die schudt wild haar hoofd. Daar heb ik dus ook niks aan. “Nate, toe nou,” smeek ik. Heel voorzichtig trek ik hem mee naar de voordeur, maar hij protesteert dus dat geef ik snel op. Nate is veel sterker dan ik en ik wil niet in een worsteling terecht komen.

“Ik wil gewoon praten, gun me die tien minuten,” zegt hij en plant zichzelf weer in de deuropening.

Na lang nadenken zucht ik diep. “Je krijgt er vijf,” geef ik er dan aan toe. “Buiten,” voeg ik eraan toe.

Hierop schudt Marley weer wild met haar hoofd, maar het is mijn beslissing.

Ik loop langs Nate heen naar buiten en blijf daar in het donker staan. Een rilling kruipt over mijn rug door de koude temperatuur buiten. Nate volgt me en sluit de deur achter hem. Ik voel me totaal niet op mijn gemak meer met hem en helemaal niet nu hij in deze staat is.

“Kom,” zegt hij hees. “We lopen een stukje.”

Protesteren heeft nu sowieso geen zin meer, ik moet er maar aan toegeven. Rillend, maar nu misschien een beetje van angst, volg ik hem de donkere nacht in.

Fame VacancyWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu